28 maart 2018 door: T.Stegeman Monique Wilmer-Leegwater op vierde plaats in Willem Wilminkwedstrijd.

Eigenlijk schrijft ze al vanaf haar kindsjaren, kon gemakkelijk haar gedachten op papier zetten en zag het dichten als een uitlaatklep. Dit keer besloot ze mee te doen aan de Willem Wilminkwedstrijd. Maar liefst 190 deelnemers schreven zich in. Monique eindigde op de vierde plek. Donderdag tijdens de poëzie-avond leest ze haar gedicht nog eens voor.

Ze is er nog steeds van onder de indruk. ‘’Je weet dat er geselecteerd wordt en dat er uiteindelijk slecht tien kandidaten overblijven. Voor mij was dit al een overwinning op zich! Ik werd dan ook steeds zenuwachtiger naarmate de kandidaten vanaf de tiende plek werden opgeroepen om hun gedicht voor te dragen. ’’

De inspiratie voor haar gedicht kwam boven tijdens een wandeling in de Tweede Hemmelhorst. ‘’Ik loop daar vaak met de hond en opeens bekroop me de gedachte dat dit gebied er straks niet meer is. Mijn vaste paadje zal verdwijnen en ik zou kan daar niet meer kunnen lopen, de vogels niet meer horen, niet meer genieten van de natuur.’’ Ze werd bevangen door melancholie en onmiddellijk schoot de eerste strofe van het gedicht door haar hoofd. Eenmaal thuis kon ze ook de volgende strofes aan het papier toevoegen.  De dagen erna werd het geheel bijgeschaafd en geperfectioneerd. ‘’Zo gaat dat met het schrijven van gedichten. Steeds weer overlezen, schrappen en schrijven. Het is net een puzzel, alsmaar opnieuw kijken en wegleggen, net zolang totdat het helemaal af is.’’

Ze hield lange tijd haar gedichten alleen voor zichzelf, zag het als een manier om gebeurtenissen, ervaringen van zich af te schrijven. Als administratief medewerkster op een aannemerskantoor is dichten wel totaal het tegenovergestelde dan het cijferwerk waar ze zich overdag mee bezig houdt.  Sinds kort laat ze haar werk echter, ook aan anderen lezen. Dat vindt de schrijfster niet alleen spannend, maar ook belangrijk. ‘’Ik wil graag feedback, daar kan ik wat mee. Je wilt jezelf immers steeds verbeteren.’’

Naar buiten treden heeft ze nog niet eerder gedaan. Misschien is dat de volgende stap. In 2006 schreef ze een verhaal voor kinderen: Stipje. Over een moeder die haar kind uitzwaait dat naar school gaat. Dat viel destijds eveneens in de prijzen. Wellicht is nu de tijd rijp.

‘’Datgene wat ik schrijf kan heel klein zijn, maar het moet wel mooi zijn. Het gaat dikwijls over alledaagse dingen, vaak heel menselijk en met de nodige humor. Zo heb ik ooit eens een gedichtje geschreven over mijn val op het ijs. Onze zoon, die bij me was,  schaamde zich waarschijnlijk en vroeg heel beleefd: Gaat het mevrouw? En schaatste toen weer verder!’’

Ze kan nu hartelijk lachen om deze reactie maar geeft toe dat ze het op dat moment niet zo leuk vond. Die pubers!

Voor de Willem Wilminkwedstrijd was de dichteres gebonden aan een voorgeschreven regel die in haar werk voor moest komen: Daar kunnen ze me ’s nachts voor wakker maken! Bij deze regel komen er bij velen allerlei fantasieën boven, van een heerlijk zakje patat met mayonaise, een Apfelstrudel tot een vurige vrijpartij. ‘’Het winnende gedicht was inderdaad erotisch getint’’, verklapt ze lachend, ‘’maar ik zag eigenlijk direct de dubbele betekenis, het verband tussen mensen en dieren. Op die manier heb ik deze regel in mijn tekst verwerkt. Het is inderdaad een mooi gedicht geworden, zonder grove taal, daar houd ik niet van. Ik wil juist een gevoelige snaar raken.’’

Belangstellenden die benieuwd zijn naar het gedicht  kunnen donderdagavond in het Kulturhus naar Monique luisteren tijdens de poëzie-avond.

Gerrit Rensink deed ook mee aan deze wedstrijd en werd derde met zijn gedicht in het Twents.

A.H.